13. De spieren van huilen en jammeren
de kleine jukspier en de bovenlipomhoogtrekker
(m. zygomaticus minor en m. levator labii superioris, F en H, plaat 1)
Platen 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53 (Vergelijk elke kant van platen 46, 47, 48, 49, 50 en 51 door de andere kant te maskeren.)
Duchenne laat zien dat m. zygomaticus minor, waarvan eerder werd gedacht dat deze als een hulpmiddel diende om vreugde uit te drukken in tegendeel een spier is van het huilen. De kleine jukspier is volgens Duchenne altijd betrokken bij het huilen, Duchenne: “Ik heb nog nooit tranen zien vloeien zonder dat m. Zygomaticus minor zich samentrekt.
In geisoleerde samentrekking portretteert de m. zygomaticus minor, de klein jukspier, een emotie bij dewelke tranen worden geproduceerd, plaat 46. De uitdrukking van lijden neemt geleidelijk aan toe, de tranen op plaat 46 vloeien meer en meer in plaat 47 en de proefpersoon is openlijk aan het huilen. Het is echter niet zo dat de samentrekking van m. zygomaticus minor op plaat 47 sterker is op plaat 46; integendeel de samentrekking is minder. De emotie lijkt sterker op plaat 47 door het samentrekken van de ogen. Het palpebrale deel van m. orbicularis oculi, ook de spier van de minachting genoemd werkt complementair met die van de m. zygomaticus minor. Tot slot toont de linkerkant van plaat 53 de meest onooglijke soort van huilen:
Duchenne: “Ik heb vaak deze gradatie gevolgd van de uitdrukking van huilen bij dezelfde persoon en bij zuigelingen. Tranen worden altijd aangekondigd door de geïsoleerde actie van m. zygomaticus minor en vervolgens ontstaat openlijk huilen door de toevoeging van het palpebrale deel van m. orbicularis oculi.”
Duchenne wijst ook de de m. levator labii superioris alaeque nasi (zie H, plaat 1), de bovenlipomhoogtrekker aan in de uitdrukking van huilen en benoemd deze als de jankende, jammerende spier, ; belangrijk, deze uitdrukking zien we alleen wanneer ze synergetisch samentrekt met het palpebrale deel van m. orbicularis oculi, zie daarvoor plaat 53.
Links: de individuele actie van aan de linkerkant. “Deze uitdrukking van medelijden contrasteert met de stevigheid van de gelaatstrekken en de naar voor gerichte blik van de andere kant.
Rechts: een houding van vastberadenheid door zijn blik naar voren te richten met het oog nogal wijd geopend.
In geïsoleerde samentrekking (de linkerkant van plaat 46) beeldt de kleine jukspier een emotie uit waarbij tranen worden geproduceerd. .”,… “deze vloeien hier echter niet, … ze maken alleen de oogleden nat. Het is de uitdrukking van medelijden die in het theater wordt gezien op de gezichten van toeschouwers die worden bewogen door een ontroerend tafereel.”

Aan de linkerkant, elektrische stimulatie van de kleine jukspier, en vrijwillige samentrekking van het aan de oogleden gelegen deel van de oogkringspier, het palpebrale deel van m. orbicularis oculi, : huilen, met hete tranen.
Aan de rechterkant, elektrische stimulatie van de bovenlipomhoogtrekker, m. levator labii superioris en vrijwillige samentrekking van de oogkringspieren rond de oogleden: een suggestie van hetzelfde huilen, openlijk huilen, met hete tranen.

Aan de linkerkant (rechts voor ons), elektrische stimulatie van m. zygomaticus minor: zacht huilen; medelijden.
Aan de rechterkant (links voor ons), matige elektrische stimulatie van m. zygomaticus major: zwakke , onechte lach.
Vormen en lijnen, werking: aan de linkerkant van platen 47 en 48, is de kleine jukspier, m. zygomaticus minor iets minder sterk geëxciteerd. De curve beschreven door de lippen en door de neus-lippenplooi is iets minder uitgesproken dan in plaat 46.
Plaat 47, We zien kleine schuine rimpels op de huid van de bovenlip, superolateraal. En we zien kleine horizontale huidplooien op zijn onderste ooglid. Deze secundaire rimpels bestaan niet bij jongeren; we kunnen dit bevestigen in plaat 50
De rechterkant van plaat 47 (links voor ons), waar de bovenlipomhoogtrekker, gestimuleerd is, toont dat de werking van deze spier ongeveer dezelfde is als die van de kleine jukspier. De werking op de bovenlip en op de neuslippen plooi is echter minder schuin zijdelings en ze tilt de zijkant van het neusgat een beetje op, maar zonder de opening ervan te vergroten.
Bij stimulans van M. levator labii superioris: bij jonge proefpersonen en mensen met dikke lippen keert ook de bovenlip naar binnen. Zie ook plaat 50.

Aan de linkerkant (rechts voor ons), elektrische excitatie van de kleine jukspier, m. zygomaticus minor en van m. corrugator supercillii: pijnlijk huilen .
Rechts (links voor ons) het gezicht in rust met starre blik en recht voor zich uit kijkend.


Plaat 50: de expressieve uitdrukking van de kleine jukspier, m. zygomaticus minor bij een jonge vrouw.
Aan de rechterkant, elektrische stimulatie van m. zygomaticus minor en het aan de oogleden gelegen deel van de oogkringspier, het palpebrale deel van m. orbicularis oculi: geraakt/aangedaan huilen.
Links: (rechts voor ons) het gezicht in rust.
Vormen en lijnen: in plaat 50. De kleine jukspier, m. zygomaticus minor heeft het middelste deel van de bovenlip (rechts) verhoogd, waardoor deze een curve beschrijft. Tegelijkertijd is deze helft van de bovenlip omhoog gedraaid. De tanden zijn gelijkmatig bedekt, wat we op deze foto niet kunnen zien, omdat ze in de schaduw staan. zygomaticus minor inhaakt in de lip.
De mobiele hechting van m. zygomaticus minor vindt plaats aan de vrije rand van de huid van de bovenlip. Deze spier heeft daarom de neiging om de lip naar buiten te draaien bij het optillen daarvan. Om deze beweging (plooiing) te laten plaatsvinden, mogen de lippen niet dun zijn, zoals bij de oude man op de platen 46, 47, 48 en 49. Zijn lippen daarentegen hebben de neiging naar binnen te draaien vanwege het ontbreken van tanden. De lippen van baby’s, die dikker zijn, keren zichzelf om en krullen op als ze huilen.
Duchenne merkt op dat Plaat 50 een minder dan perfect idee van deze beweging geeft en dat het hem spijt dat hij deze beweging niet beter kon fotograferen.
Rechts: de geïsoleerde contractie van m. levator labii superioris alaeaue nasi: ontevredenheid, slecht humeur.
Links: het ontspannen gezicht.
De rechterkant van plaat 51, waar deze spier alleen samentrekt, schildert ze de uitdrukking van een slechte humeur, die een lastig persoon vertegenwoordigt die alles slecht vindt. De ergste graad van deze staat van slecht humeur wordt het best weergegeven in plaat 52, waar de actie van m. levator labii superioris alaeque nasi wordt gecombineerd met die van m. depressor labii inferioris (zie X, plaat 1), die de onderlip naar beneden trekt en naar buiten beweegt (inferieur en lateraal).

Om de expressieve actie van de bovenlipomhoogtrekker langs de neus, m levator labii superioris alaeaue nasi samen met de vrijwillige terugtrekkingen van de onderlip door m. depressor labii inferioris te tonen. (de onderlipomlaagtrekker, gelegen naast de mondhoekomlaagtrekker, depressor anguli oris);
dezelfde uitdrukking als aan de linkerkant van plaat 51, maar meer uitgesproken. : ontevredenheid, slecht humeur.
Platen 51 en 52, bewijzen dat zonder samentrekking van bovenste deel van de oogkringspier, de bovenlipomhoogtrekker (aan de neus gelegen zijde) niet langer jammeren kan uitdrukken maar slechts tekenen van ontevredenheid. m.a.w., zonder het palpebrale deel van m. orbicularis oculi toont m. levator labii superioris alaeque nasi toont enkel ontevredenheid.

Aan de linkerkant, elektrische stimulatie van m. levator labii superioris alaeque nasi en van het palpebrale deel van m. orbicularis oculi: gejank, jammeren.
Rechts samentrekking van m. zygomaticus major: vals gelach, huilen met hete tranen, of jammeren . Zulk huilen is belachelijk bij volwassenen en weinigen durven zich er helemaal aan over te geven. Het is het gejammer van zuigelingen, die worden gebruikt wanneer ze willen dat we tederheid tonen of aan hen toegeven.
Volgende: hfdstk 14. De spieren die complementair zijn aan verrassing
(spieren die de onderkaak verlagen, spieren van masticatie of kauwspieren)