14. De spieren die complementair zijn aan verrassing
(spieren die de onderkaak verlagen, spieren van masticatie of kauwspieren)
Platen 54, 55, 56, 57
Om de uitdrukkingen op de platen 56 en 57 experimenteel te produceren, was er een perfect samenspel nodig tussen de mate van opening van de mond en het optrekken van de wenkbrauwen.
Duchenne “mijn proefpersoon wist niet hoe hij deze uitdrukkingen moest imiteren, omdat hij ze nooit voelde. We weten dat zijn intelligentie beperkt was. , …, “Toen ik hem verbazing en verwondering liet uitdrukken, op dezelfde manier als in de fotografische figuren die ik kunstmatig had geproduceerd deed hij gewoon zijn mond open alsof hij aan het gapen was (zie plaat 55). Hoe ik ook probeerde om hem zijn kaken wijder te laten openen en zijn wenkbrauwen hoger op te trekken, ik bereikte alleen de dwaze uitdrukking op plaat 55. De mond was op een te fel en overdreven manier open, vergeleken met de slapheid van de wenkbrauwen en ogen wimpers. Daarom maakt hij eerder de indruk te zingen dan van verbaasd te zijn!”
Technische details
De spieren die de onderkaak verlagen en hun motorische zenuwen zijn bedekt met m. platysma en kunnen niet onafhankelijke worden geexciteerd. Daarom vroeg Duchenne de proefpersonen voor deze experimenten om hun mond wijd open te doen.


Plaat 55, waar alleen de mond open staat, drukt zeker geen emotie uit.

“Als we naar plaat 56 kijken, voelen we dat de persoon zojuist onverwacht nieuws heeft ontvangen of iets heeft gezien dat hem verbaast.”
Vormen en lijnen
In platen 54 en 56 worden de kenmerken van de onderste helft van het gezicht door de open mond direct naar beneden getrokken en worden ze langwerpig. De beide lippen beschrijven twee bijna gelijke bogen met tegenover elkaar liggende krommen die samenkomen bij de mondhoeken. Deze verlenging van de gelaatstrekken en de kromming van de lippen neemt toe in verhouding tot de mate van opening van de mond. We zien ook dat zich op de huid onder de onderkaak een dwarsplooi ontwikkelt en dat deze lijn aan weerzijden wordt voortgezet en ongeveer 2,5 cm achter de kin op de wangen uitkomt, en dat er ook een tweede lijn ontstaat van ongeveer 1,5 cm achter de eerste. De vorm van de hals heeft niet de minste wijziging ondergaan, ongeacht de mate van opening van de mond.

Dezelfde opstelling als in plaat 56 hiervoor; de voorhoofspier, m. Frontalis is nu, in plaat 57 hierboven, maximaal gespannen, wat een vergelijkbare emotie uitbeeldt als 56, maar op het hoogste niveau. De indruk is sterker en de agitatie is groter. Deze man kijkt met de grootste verbazing naar iets; hij kan zijn ogen niet geloven en lijkt door de bliksem getroffen, verbaasd;