Duchenne,hdstk 10

10. De spieren van de lach, van vreugde,
de grote jukbeenspier (m. zygomaticus major) en
van de welwillendheid,
de oogkringspier (m. orbicularis oculi) plate 1, nr?. en nr?

Platen 30 tem 36 laten de werking van de spier van de lach zien, de grote jukbeenspier of M. Zygomaticus major.

Enkel de combinatie van deze spier met het onderste deel van de oogkringspier zorgt voor het onderscheiden tussen de onvolledige of volledige, echte en natuurlijke lach. De beschrijvingen laten zich soms verschillend vertalen maar geven voldoende richting . We zien een reeks onvolledige uitdrukkingen van ondermeer verrassing of bewondering, en een illustratie van de grimas.

Op plaat 32 zien we de Natuurlijke lach, door de vrijwillige samentrekking van de twee m. zygomaticus major en van het onderste deel van de oogkringspier, m. orbicularis oculi.

30: de fundamentele en secundaire expressieve lijnen geproduceerd door de samentrekking van de grote jukbeenspier, m. zygomaticus major bij een oude man.

Rechts, elektrische sterke stimulering beperkt tot enkel de grote jukbeenspier, m. zygomaticus major, die de fundamentele en secundaire lijnen van deze spier laat zien: valse vreugde of een valse lach.
Links: een ontspannen gezicht. Vergelijk afwisselend de twee zijden van platen 30, 35 en 36, door de tegenoverliggende zijde te maskeren.

 

Expressie

De zygomaticus major is de enige spier die vreugde uitdrukt in al zijn graden en in al zijn nuances, van de eenvoudige glimlach tot de rauwe lach. Het beeldt nooit een andere uitdrukking uit.

Het onderste deel van orbicularis oculi is complementair aan m. zygomaticus major bij het uiten van een glimlach of bij het lachen. In bepaalde omstandigheden trekt ze vanzelf samen onder invloed van aangename gevoelens. Het geeft dan een vriendelijke blik, dus we kunnen het ook de spier van vriendelijkheid noemen. Duchenne geeft aan dat het onderste deel van m. orbicularis oculi ook zeer moeilijk op een geïsoleerde manier elektrisch te stimuleren, en dat het niet is gelukt dit te fotograferen.

Bij proefpersoon in platen 30 en 31: is de m. zygomaticus major te zien bij maximale contractie. Op het eerste gezicht lijkt hij overgeleverd aan de meest openhartige lach, maar een ogenblik aandacht toont aan dat zijn vrolijkheid vals is; hoe meer je naar deze lachende mond kijkt, hoe meer deze valse lach opvalt. We zien echter in al deze platen dezelfde gebogen lijn die de lippen scheidt, dezelfde bochtigheid van de neus-lippenplooien, hetzelfde vooruitsteken van de wangen en dezelfde lijnen die uitstralen vanuit de laterale ooghoek. Het is slechts een bepaalde beweging van het onderste ooglid die deze figuren anders maakt.

Bedek het bovenste deel het aangezicht, en je zult een lach zien en zelfs zien dat plaat 31 de wildste vrolijkheid uitdrukt. Maar op het moment dat het oog wordt blootgelegd, kun je op plaat 32 zien dat het de expressie van het oog in perfecte harmonie is met de mondhoeken en de uitdrukking van plezier en vrolijkheid voltooit.

bekrachtiging van beide m. Zygomaticus major PR

Plaat 31: Iets sterkere elektrische bekrachtiging van beide m. zygomaticus major: ontwikkeling van dezelfde expressieve lijnen van vreugde, hier met milde samentrekking van enkele vezels van de orbicularis oculi: valse lach

De spier, orbicularis oculi, die dit neerdrukken op het onderste ooglid veroorzaakt, gehoorzaamt niet aan de wil; het wordt alleen in het spel gebracht door een oprecht gevoel, door een aangename emotie. Zijn traagheid bij het glimlachen ontmaskert een valse vriendschappelijkheid.

Vergelijk afbeelding 32, waarop deze man te zien is toen hij spontaan aan het lachen werd gemaakt; je voelt dat op dat moment zijn lach eerlijk en open is.

Fundamentele lijnen en vormen veroorzaakt door de zygomaticus major.

De oorsprong, insertie en oriëntatie van m. zygomaticus major en de conditie van de huid, verklaren de fundamentele en secundaire lijnen die zo goed zijn weergegeven op platen 30, 31 en 33.

Als de mondhoeken omhoog getrokken worden zal

  1. de lijn tussen de neus en mondhoeken iets gebogen worden,
  2. de huid van de wang omhoog geduwd worden waardoor het onderste ooglid iets omhoog gaat, en
  3. er rimpels ontstaan aan de buitenste hoek van de oogleden. Dit gebeurt sneller als de huid veel aan de zon blootgesteld wordt en wanneer men vaak lacht.

Natuurlijke lach, door vrijwillige samentrekking van de twee m.Zygoaticus major 
Plaat 32: Hetzelfde onderwerp als op de platen 30 en 31, waaruit blijkt dat natuurlijk lachen echt wordt gevormd door de samenwerking van m. zygomaticus major en het onderste deel van de oogkringspier, (inferieure deel van m. orbicularis oculi).

Natuurlijke lach, door de vrijwillige samentrekking van de twee m. zygomaticus major en van het onderste deel van de oogkringspier, m. orbicularis oculi.

Op afbeelding 32 is te zien dat er ongeveer 4 millimeter vanaf de rand van het onderste ooglid een horizontale groef is ontstaan. Boven deze groef is de huid van het ooglid een beetje opgezwollen en geplooid, terwijl de huid onder de groef strak blijf.

beide m.frontalis tegelijkertijd gestimuleerd 
Plaat 33: Hetzelfde onderwerp, waaruit blijkt dat de rimpels die uitstralen vanuit de buitenste ooghoek van de oogleden, door de werking van m. zygomaticus major, verdwijnen, wanneer beide m. frontalis tegelijkertijd worden gestimuleerd.

Maximale stimulatie van de grote jukbeenspier, m. zygomaticus major en van de voorhoofdspier m. frontalis: een valse onvolledige uitdrukking van aangename verrassing of bewondering.

 

Plaat 34: De combinatie van de spieren van vreugde en pijn, vormen bij een bepaalde mate van samentrekking, alleen een grimas hierboven: sterke elektrische contractie van de grote jukbeenspier m. zygomaticus major en van de wenkbrauwspier, m. corrugator supercilii: grimas.

 

Vergelijk afwisselend de twee zijden van deze plaat, door de tegenoverliggende zijde te maskeren.

geïsoleerde samentrekking van m. Zygomaticus major 
Plaat 35: De expressieve lijnen door sterke en geïsoleerde samentrekking van m. zygomaticus major, de grote jukbeenspier bij een jonge vrouw. (Deze vrouw was depressief ten tijde van het experiment, wat we kunnen zien aan de lichte verlaging van de mondhoek aan de linkerkant).

Rechts de vrij sterke elektrische bekrachtiging van de grote jukbeenspier m. zygomaticus major en milde excitatie van het palpebrale deel van m. orbicularis oculi: Onechte (valse) lach.

Vergelijk afwisselend de twee zijden van deze plaat, door de tegenoverliggende zijde te maskeren.


Plaat 36: toont de tegenstelling tussen de grote jukbeenspier (m. zygomaticus major, spier van de lach) en de m. depressor anguli oris, zijn antagonist.

(Deze vrouw werd geconfronteerd met een licht dat op het moment van het experiment te fel was, en trok krampachtig de ogen dicht. D.w.z. ze trok ook de palpebrale delen van haar m. orbicularis oculi samen.)

Aan de rechterkant, stimulatie van de grote jukbeenspier, m.zygomaticus major, samen met een lichte vrijwillige samentrekking van de ogen (samentrekking van het palpebrale deel van m. orbicularis oculi): minachtende lach.

Aan de linkerkant, sterke elektrische stimulatie van de driehoekige kinspier, (de m. depressor anguli oris) geassocieerd met een matige vrijwillige samentrekking van het rondom de oogleden liggende gedeelte van de oogkringspier (het palpebrale deel van m. orbicularis oculi): minachtende walging.

 

Volgende pagina: hoofstuk 11, 11. De spier van wulpsheid (dwarsdeel van m. nasalis, Q, Plaat 1).