De kleurenruimte Van Munsell
Hue, Value en Chroma.
Iedereen die een realistische afbeelding wil maken wordt met de moeilijkheid geconfronteerd om kleuren te kiezen. In deze blogpost bespreken we waaruit kleur precies bestaat en methodes om deze kleuren te benoemen en te situeren in een logisch verband.
Het standaardwerk voor kleurenleer vanaf 1961 is dat van Johannes Itten (Color of Art 1961) maar vandaag zorgt een heropleving binnen de kleurenleer ervoor dat andere kleurenmodellen (uit de negentiende eeuw) meer op de voorgrond komen. Het belangrijkste hiervan is het model van Munsell, dat we hier verder zullen bespreken. Deze boeiende heropleving wordt mee aangestuurd door de ontwikkelingen van digitale beeldtechnologie maar ook de terugkeer van de aandacht voor het representatieve beeld in de beeldende kunst zet kracht bij aan deze ontwikkeling.
We willen graag aantonen dat er zeer duidelijke ideeën en denkschema’s over kleur bestaan, niet alleen voor de representatieve kunsten maar ook voor de abstracte kunsten en voor design.
De kleurenleer van Munsell is als men het gebruikt als een louter conceptueel kader, zonder vaste- geijkte waarden maar met relatieve waarden, uitermate bruikbaar. Er zijn echter sterke voordelen verbonden bij het gebruiken van absolute waarde voor de drie element van kleur: hue, value en chroma). In ons Atelier gebruiken we de kleurentheorie van Munsell op een praktische wijze en stukje bij beetje leren kennen, (in een min of meer lossere manier van werken met kleur).
Albert Munsell (1858-1918) was een Amerikaans schilder en professor aan het Massachusetts College for Art and Design. Samen met zijn collega schilder Denmann Ross, die op dat moment professor kunsttheorie en geschiedenis was aan Harvard, waren zij op het einde van de jaren 1880 op zoek naar een manier om de waarneming van kleur op een systematische wijze te beschrijven. Ze bestudeerden daartoe de nieuwste wetenschappelijke theorieën rond kleur waaronder ook de populaire Modern Chromatics (1879) door de natuurkundige Ogden Rood. Munsell toonde aan dat het maximum haalbare chroma van de fysieke kleur (pigment of verf) feitelijk verschillend was voor verschillende kleuren en op verschillende toonwaarden. Dit leidde hem tot het ontwikkelen van een vernieuwend kleurmodel. Zijn ganse leven lang zal hij verder werken aan zijn model van kleurenclassificatie. Hij ijverde ook voor een vorm van standaardisering van kleurenleer in het onderwijs in de U.S. Hij wou dat we kleuren zouden kunnen onderscheiden en situeren zoals in de muziek een noot van een andere te onderscheiden valt en de relatie daarvan te noteren is op de notenbalk. In 1905 creëert hij op basis van zijn onderzoeken een eerste met de hand ingeschilderde kleurenatlas, in 1915 komt er een eerste gedrukte versie. Munsell sterft in 1918 maar zijn kleurenclassificatie werd verder overgenomen en zijn werk werd verder verfijnd door onder meer de Optical Society of America in 1943. Het is sindsdien een algemeen aanvaard model dat een brug slaat tussen wetenschap en kunst en het digitale beeld. Het wordt gebruikt in de hedendaagse klassieke schilderkunst (zoals de GCA, New York) en is onder meer ook in de wetenschap zoals bijvoorbeeld in de geologie en de fysica omwille van de uitgesproken rationele structuur een standaard.
Organisatiestructuur van de kleurenruimte
De kleurenruimte van Munsell onderscheidt de elementen “hue” (kleursoort), “value” (toonwaarde) en “chroma” (kleurintensiteit). Deze drie elementen vormen de drie dimensies van zijn model. Het betreft een perceptueel model, waarbij alle stappen (in hue, value en chroma) zo ontworpen zijn dat ze zich voor ons oog op gelijke afstand ten opzichte van elkaar bevinden, Munsell en later ook de optical society heeft zich daarvoor ook gebaseerd op onderzoek met proefpersonen (en ook rekenmodellen die dan ook nog met spectrometrie onderzocht en bevestigd zijn geworden).
Het concept van een drie-dimensionele kleurenruimte dat Munsell in zijn kleurenatlas ontwikkelde laat toe om er iedere denkbare kleur op te situeren, of er aan toe te voegen (bijvoorbeeld in het geval van de ontdekking van een nieuw pigment).
afb. hierboven, het organisatieschema van de Munsellkleurenruimte volgens de drie elementen (hue, value en chroma,), afb. daarnaast, ter hoogte van het rood valt een uitstulping voor het hoogste chroma op te merken.
De organisatie van deze kleurenruimte verloopt in drie richtingen. De kleursoort (Hue) verandert langsheen het midden (vergelijk met de eerste afbeelding linksboven), toonwaarde (Value) verandert van beneden naar boven en chromaveranderingen (Chroma) verlopen van het centrum uitwaarts. Doordat de verschillende kleursoorten (Hue) op verschillende toonwaarden ook nog een eigen chromawaarde bezitten ontstaat een onregelmatig en asymmetrisch volume (vergelijk met de afbeelding uiterst rechts). De toonwaarden 0 tot en met 10 vormen de centrale middenas. Elke kleur is een combinatie van de drie elemententen: hue, value, chroma (afgekort als HVC).
De kleurenatlas van Munsell,
De eerste gedrukte kleurenatlas van Munsell (1915) werd in een klein boekje gevat, het bestaat uit 42 pagina’s. Het behandelt tien zorgvuldig uitgezochte kleursoorten (de uitgebreide versie vandaag bestaat uit 40 kleursoorten). Het boekje brengt een visueel overzicht van de verschillende lagen en doorsneden van de kleurenruimte die telkens de nadruk leggen op één of meer facetten van kleur. We krijgen eerst tien afzonderlijke kleursoorten gepresenteerd, de daarop volgende bladzijden tonen horizontale doorsnedes en de verticale dwarsdoorsneden van de kleurenruimte welke we hier straks in detail bekijken.
De Munsell kleurenatlas kan je downloaden via internetarchive met deze link:
https://archive.org/details/AtlasMunsellcol00Muns
We bekijken hier de eerste pagina met de voorstelling van de 10 centrale kleursoorten.
Hue, kleursoort
De tien centrale kleursoorten uit de Munsell Atlas : roodpaars, paars, paarsblauw, blauw, blauwgroen, groen, groengeel, geel, oranje en rood. Munsell onderscheidt vijf centrumkleuren (rood, paars, blauw, groen, geel) en vijf tussenstappen (roodpaars, paarsblauw, blauwgroen, groengeel, oranje).
Op deze tabel krijgen we de tien centrale kleuren te zien van het Munsell systeem. Deze gelden als meest representatieve kleuren per kleursoort. Ze werden geselecteerd op basis van onderzoek met proefpersonen. Boven de staafdiagrammen staan de afkortingen van de kleurennamen RP, P, PB, B, BG, G, GY, Y, YO, R en (terug) RP. Het terugkerende RP toont dat de reeks herhaalt of doorloopt. Deze voorstelling is een interessant alternatief voor de kleurencirkel. Als toegevoegde waarde biedt deze twee extra elementen van kleur aan namelijk toonwaarden en de maximum chroma per toonwaarde. Toonwaarden staan aangegeven links in de marge onder scales of values/ (telkens 7 stappen, met een nummering van 1 tem 9). Er zijn aanduiding voor het Chroma met een cijfer op iedere gedrukte kleurenstap.
Merk op dat Munsell met zijn 5 centrale kleuren en 5 tussenstappen geen rangorde instelt tussen primaire, secundaire en tertiare kleuren. Deze manier van voorstellen met primaire kleuren, in de vakliteratuur het traditionele kleurenwiel genaamd, werd vanaf het midden van de negentiende eeuw vervangen door kleurencirkels zonder rangorde. De moderne kleurenleer van de negentiende eeuw (van o.a. Munsell, Harris en Ostwald) hield daarbij rekening met de nieuwste ontwikkelingen en zijn een stuk gesofistikeerder dan de algemeen bekende kleurenleer van Johannes Itten.
De voorstelling van de kleurencirkel uit de meest recente uitgave van “Munsell Book of Color”
Munsell huecircle (40kleuren), op de buitencirkel staan de 10 centrale kleuren (aangegeven met de afgekorte kleurnaam). Op de middencirkel telkens het midden en het einde van een kleursoort aangegeven met 5(BG) en 10(BG).
De kleurencirkel is in theorie onderverdeeld in 100 stappen (zie de cijfers aan de buitenrand van de cirkel, er worden tien stappen gerekend tussen twee kleuren), in de praktijk wordt er met kwartstappen en 40 kleuren gewerkt. Ter verduidelijking, de kwartstappen zijn alle buitenste kleine ingekleurde cirkeltjes.
Kwartstappen op de kleurencirkel
De afbeelding hierboven toont de opeenvolging van kleursoorten uit de kleurencirkel in kwartstappen.
We vergelijken hier de verschillen van een kwart stap, we kiezen 5PB, 7.5PB, 10PB als voorbeeld. Als we de middenste kleur op de afbeelding 5PB (de centrumkleur voor paarsblauw) met de daarnaast gelegen kleur 7.5PB vergelijken dan zien we een subtiel verschil in de richting van paars, 10PB verschuift nog meer in die richting , de kleur 2.5P leidt ons naar de centrumkleur van paars (5P).
Het is interessant om met halve stappen te werken in plaats van kwartstappen te vergelijken. Vertrekkende vanuit een centrumkleur zien we nu telkens het midden en het einde van een kleurgroep. Om een voorbeeld te geven nemen we de kleurgroep Paarsblauw (PB) , (in het midden van de afbeelding hierboven) en we vergelijken de centrumkleur 5PB met een halve stap rechts 10PB en een halve stap links 10B.
De centrumkleur ligt in het midden tussen het einde van de eigen kleurgroep en dat van de vorige kleurgroep in (10B, 5PB, 10PB), de kwart-tonen vallen tussen de halve tonen in en vormen de overgangen.
klik op de paginanummers hieronder voor het vervolg op dit artikel.