Munsell kleurenruimte

Aan de hand van deze tabellen kunnen we nu bekijken hoe we de licht/donker werking en de schaduwen van een object kunnen meten.

De algemene richtlijnen om de toonwaarde van de schaduw te meten zijn volgens Loomis te vinden door het midden te nemen tussen de waarde van het licht en nul (zwart). Voor  de toonwaarde 8 is dat 4, 5. Loomis en Reilly (zie vorige post) werken ook ideeën uit rond verschillende lichtintensiteiten die we in een andere post bespreken.

Op de site handprint  (een waardevolle bron op het internet voor onderzoek naar pigmenten voor aquarel en kleur, beheerd door Mac Ewan) lezen we dat we de toonwaarde van de schaduw van een object in (vol zonlicht omgeven door donkere omgeving) kunnen inschatten.

De schaduw moeten we onderscheiden van de slagschaduw. De schaduw is op de vorm zelf te vinden, de slagschaduw wordt geworpen op een ander vlak (in ons voorbeeld hierboven i.d. grondvlak). Als regel geldt dat de schaduw 60% is van de belichte zijde. Als de lichtzijde dan een toonwaarde 8 heeft, dan heeft de schaduwzijde een toonwaarde 8×0,6=4,8.
De slagschaduw is afhankelijk van de toonwaarde van het vlak waarop deze slagschaduw valt en de hoeveelheid reflectielicht dat deze slagschaduw ontvangt, maar de algemene richtlijn is dat in daglicht de slagschaduw ongeveer 40% van de donkerheid van het belichte gedeelte bedraagt. Dus als dit vlak een toonwaarde van 8 heeft dan is de slagschaduw 8X0,4=3,2. Op gras (ongeveer toonwaarde 5) en op asfalt (ongeveer toonwaarde 4) kunnen slagschaduwen een heel stuk donkerder zijn (ongeveer toonwaarde 2).

Paul Centore is een wiskundige die via het Munsell instituut (Munsell Color Science Laboratory aan het Rochester Institute of Technology zeer recent nog enkele artikelen uitbracht die een antwoord bieden op de vraag welke relaties de lichten met de schaduwen hebben en hoe we de chromaveranderingen verlopen onder invloed van de licht/donker werking.

afb. hierboven illustreert hoe de veranderingen in toonwaarde en chroma langs een uniforme lijn van verlies aan chroma verlopen. (vanop de site dimension of Colour door David Briggs)

Het onderzoek van Centore, dat op objectieve grondslagen opgebouwd werd met onder andere spectrometers, werkt verder op de conclusies van Munsell en verfijnt deze. Het toont aan dat de verdonkeringen verlopen via een uniforme lijn van verlies aan chroma langs een rechte naar het punt -1 op de schaal van Munsell.

Bovenstaande tabellen tonen voor een aantal lokale kleuren de lijn waarlangs we de verdonkering en de vermindering in chroma moeten zien (respectievelijk 5Y8,5/8, 8Y8/14, 5PB7/8 en 5PB4/12).
Als een concreet voorbeeld zouden we de linkse tabel: 5Y (geel) als vertrekpunt kunnen nemen om de schaduwen van een citroen te berekenen.

Paul Centore werkte ook onderstaande tabel uit als een referentie om vlug de verdonkeringen in het licht te determineren en om de schaduwen van meerkleurige objecten in eenzelfde belichting van een consistente schaduw te voorzien.   (link opent meteen een pdf document) http://www.munsellcolourscienceforpainters.com/ConsistentShadowValuesForPaintersLowRes.pdf

In de afbeelding hiervboven zien we een voorbeeld van een situatie waarbij we verschillende toonwaarden (voor rood en wit) tegelijkertijd van consistente schaduwen kunnen voorzien. In de afbeelding daarnaast een illustratie van de tabel hieronder.

Toonschaal om de schaduwen van objecten met meerdere toonwaarden tegelijkertijd op consistente wijze te verdonkeren, (zie ook de afbeeldingen hierboven).

Deze tabel toont zeer vergelijkbare verhouding voor het berekenen van de schaduw dan deze welke we hebben gezien bij Mac Ewan. We zien hier dezelfde regel, namelijk dat de schaduw 60% bedraagt van de lichtwaarde. De getallenreeksen boven de schaduwlijn duiden zes stappen van licht tot de schaduw. Als we goed kijken zien we dat de waarden ongelijk veranderen. De algemene regel is hier hoe lichter het object hoe groter de stappen. En het contrast tussen het licht en de schaduw wordt kleiner naarmate we met een donkerder object te maken hebben.

Slot

Sinds de 15de eeuw is het inzicht in het maken van realistische afbeelding stelselmatig gegroeid, maar pas rond de 18 de eeuw bereikt de ontwikkeling hiervan een hoog niveau. In de 19de eeuw slaagt men er in om dit ook op objectieve wijze met kleurmodellen te gaan onderbouwen.

Kleurenmodellen zoals die van Munsell zijn lange tijd aan de kant geschoven en vervangen door de algemeen bekende kleurenleer van Itten.  Maar door onderzoekers vandaag wordt de kleurenleer van Munsell als de meest efficiente naar voor geschoven. Vanuit het rationeel kader van de Munsell kleurenruimte valt goed te demonstreren hoe we kunnen navigeren op het schilderspalet en hoe we kunnen nadenken over kleurencompositie. Heel belangrijk is ook dat het een universeel communicatiemiddel geworden is voor onderzoekers, schilders en digitale kunstenaars die het mogelijk maakt op ondubbelzinnge wijze gedachten uit te wisselen over kleur.

Posted in Blog, Uncategorized and tagged , , , , , , , , , .

One Comment

  1. Pingback: Toonwaarden, inleiding - 21studio.be

Comments are closed.